×

Klik hier voor
inhoudsopgave

menuSnelstartgids AF-11

Inhoud van verpakking

AirFiber AF-11
Tiewraps (2)
airFiber Gigabit PoE (50 V, 1,2 A)
Netsnoer

Antennecompatibiliteit

De airFiber AF-11-radio is ontworpen voor gebruik met het airFiber X-antennemodel AF-11G35*.

* Controleer de lokale/regionale regelgeving voor informatie over de antenneversterking die is toegestaan voor uw toepassing

Installatievereisten

Hardware-overzicht

Lageband-duplexer

Hogeband-duplexer

Keten 0 / keten 1

Als de duplexer voor keten 0 of keten 1 is geïnstalleerd, bevindt de N-type-connector zich hier, waardoor aansluiting op een RF-kabel mogelijk is (keten 1 wordt afgedekt door de verwijderbare bedekking van de duplexer).

Signaallampjes

  Signaallampje 4 brandt blauw als het apparaat aanstaat.
Signaallampje 3 brandt groen als het apparaat aanstaat.
Signaallampje 2 brandt geel als het apparaat aanstaat.
Signaallampje 1 brandt rood als het apparaat aanstaat.

Opstarten met airOS Als u het apparaat van stroom voorziet, gaan de lampjes Voeding (Power), MIMO, LINK (Verbinding) en signaallampjes 1-4 branden. Als de CPU-code het overneemt, gaan de lampjes MIMO, LINK (Verbinding) en signaallampjes 1-3 uit. Signaallampje 4 blijft ononderbroken branden om aan te geven dat het apparaat bezig is met opstarten.

airFiber-software initialiseren Als de airFiber-toepassing wordt opgestart met airOS®, schakelt signaallampje 4 over van ononderbroken branden naar knipperen met 2,5 Hz. Het lampje blijft knipperen tot de AF‑11FX volledig is opgestart.

Signaalsterkte Als het apparaat volledig opgestart is, dienen signaallampjes 1-4 als een staafdiagram, dat laat zien hoe dicht de AF‑11FX zich bij de optimale signaalsterkte bevindt. Dit wordt automatisch geschaald op basis van het verbindingsbereik, de antenneversterking en de geconfigureerde TX-voeding van de externe AF‑11FX. Elk signaallampje heeft drie mogelijke standen: Aan, knipperen, en uit. Bij een optimale verbinding, zouden de signaallampjes ononderbroken moeten branden. Als de verbinding bijvoorbeeld 1 dB minder sterk wordt, gaat signaallampje 4 knipperen; bij een verlies van 2 dB gaat signaallampje 4 uit. Hieronder ziet u een volledig overzicht van alle standen van de signaallampjes.

Verlies in dB
0 -1 -2 -3 -4 -5 -6
-7 -8 -9 -10 -11 -12 -13

Link-lampje (Verbindingslampje)

Uit

RF uit

Synchroniseren

SSID uitzenden

Registreren

Aan

Operationeel

MIMO-lampje

Uit

Radio geconfigureerd in SISO-modus

Aan

Radio geconfigureerd in MIMO-modus

MGMT-lampje

Uit

Geen Ethernet-verbinding

Aan

Ethernet-verbinding tot stand gebracht

Willekeurig knipperen

Ethernet-activiteit

Datalampje

Uit

Geen Ethernet-verbinding

Aan

Ethernet-verbinding tot stand gebracht

Willekeurig knipperen

Ethernet-activiteit

Voedingslampje

Uit

Geen voeding

Aan

Ingeschakeld

Beheerpoort

10/100 Mbps, beveiligde Ethernet-poort voor configuratie. In-Band Management is standaard ingeschakeld in de airFiber-configuratie-interface. Als In-Band Management is uitgeschakeld, is de MGMT-poort de enige poort die firmware kan controleren, configureren en/of bijwerken.

Reset-knop

Houd de Resetknop langer dan 10 seconden ingedrukt als het apparaat al is ingeschakeld en u het apparaat opnieuw wilt instellen op de fabrieksinstellingen.

Datapoort

Gigabit PoE-poort voor de verwerking van al het gebruikersverkeer en om het apparaat van stroom te voorzien.

VDC IN

Het terminal-blok kan worden gebruikt om de AF-11 van stroom te voorzien met +50 VDC, 1,2 A, in plaats van PoE.

TX 0, RX 0

De SMA-poorten TX en RX voor de lageband-duplexer of hogeband-duplexer (SISO- en MIMO-modi) van keten 0.

RX 1, TX 1

De SMA-poorten TX en RX voor de lageband-duplexer of hogeband-duplexer (alleen MIMO-modus) van keten 1. In de SISO-modus worden deze ongebruikte poorten beschermd door de bedekking van de duplexer.

N-connector

Vrouwelijke N-type-connector waarop de antennekabel wordt aangesloten.

SMA-poort

SMA-poorten voor hogeband- en lagebandkanalen.

Opmerking: Duplexers worden niet meegeleverd bij de AF-11. Voor de SISO-modus is één lageband-duplexer of één hogeband-duplexer vereist. Voor de MIMO-modus zijn twee lageband-duplexers of twee hogeband-duplexers vereist.

Installatieoverzicht

Wij raden u aan uw gekoppelde AF-11-radio’s te configureren voordat u ze op locatie installeert. In het overzicht hieronder staat een samenvatting van de installatieprocedure. In de daarna volgende gedeelten vindt u meer informatie over de installatie.

De duplexers installeren

De duplexer voor de SISO-modus installeren

  1. Opmerking: Plaats de poorten voor lage kanalen en hoge kanalen zodanig dat de vereiste zend- en ontvangstfrequenties worden verkregen.

  2. Waarschuwing: Draai de kragen om en om een halve slag per keer aan tot ze beide volledig zijn vastgedraaid. Als u dit niet doet, kan de duplexer beschadigd raken.

  3. Herhaal stap 1 t/m 4 voor de radio die aan het andere uiteinde van de verbinding moet worden gebruikt, waarbij u ervoor zorgt dat de nummers op de duplexer van de tweede radio in omgekeerde volgorde staan ten opzichte van de nummers op de duplexer van de eerste radio.
  4. Opmerking: Als de nummers op de duplexer van de eerste radio bijvoorbeeld 1/3 zijn (van links naar rechts), moeten de nummers op de duplexer van de tweede radio 3/1 zijn.

De duplexers voor de MIMO-modus installeren

Opmerking: Voor MIMO-gebruik zijn twee licenties nodig: één per polarisatie en twee duplexers van hetzelfde bandtype.

  1. Opmerking: Plaats de poorten voor lage kanalen en hoge kanalen zodanig dat de vereiste zend- en ontvangstfrequenties worden verkregen. Zorg er ook voor dat de nummers op de rechterduplexer in omgekeerde volgorde staan ten opzichte van de nummers op de linkerduplexer.

  2. Waarschuwing: Draai de kragen om en om een halve slag per keer aan tot ze beide volledig zijn vastgedraaid. Als u dit niet doet, kan de duplexer beschadigd raken.

  3. Herhaal stap 1 t/m 5 voor de andere radio die in de verbinding moet worden gebruikt, waarbij u ervoor zorgt dat de nummers op de duplexers van de tweede radio in omgekeerde volgorde staan ten opzichte van de nummers op de duplexers van de eerste radio.

Opmerking: Als de nummers op de duplexers van de eerste radio bijvoorbeeld 2/4 en 4/2 zijn (van links naar rechts), moeten de nummers op de duplexers van de tweede radio 4/2 en 2/4 zijn.

Power over Ethernet verbinden

WAARSCHUWING: Gebruik alleen de meegeleverde adapter, model POE-50-60W. Als u dit niet doet, kan het apparaat beschadigd raken en kan de productgarantie vervallen.

Configuratie van airFiber

Open de airFiber-configuratie-interface en configureer de volgende instellingen:

Herhaal de instructies in het gedeelte Configuratie van airFiber, ditmaal voor de andere AF-11-radio.

Raadpleeg voor meer informatie over de airFiber configuratie-interface de gebruikershandleiding voor airFiber AF-11FX, die beschikbaar is op ui.com/download/airfiber

Hardware-installatie

Installeren van een aardingskabel

  1. Bevestig het andere uiteinde van de aardingskabel aan een geaarde mast, paal, toren of aardingsblok op de installatie-locatie.
  2. WAARSCHUWING: Als uw airFiber-radio niet op de juiste wijze is geaard, vervalt uw garantie.

    Opmerking: De aardingskabel dient zo kort mogelijk te zijn en niet langer dan een meter lang.

Montage op de airFiber AF-11G35-antenne

  1. Sluit een RF-kabel aan op een RF-connector met het label H of V. Schuif vervolgens de siliconenhoes over de RF-connector om deze te beschermen.

    Opmerking: Gebruik voor de SISO-modus de RF-connector (H of V) zoals bepaald door uw licentie. Houd de andere RF-connector afgedekt met de meegeleverde metalen bedekking.

    Als u de MIMO-modus gebruikt, verwijder dan de bedekking van de tweede RF-connector (V of H) en sluit een RF-kabel aan. Schuif vervolgens de siliconenhoes over de RF-connector om deze te beschermen.

  2.  
  3. Opmerking: Lijn de stip op de zijkant van de kap uit met de pijl op de schotelantenne.

Datakabel aansluiten

  1. Als u DC-voeding gebruikt, sluit u het andere uiteinde van de Ethernet-kabel aan op uw LAN.

Stroom aansluiten

Volg de instructies voor de voedingsbron die u gebruikt: Power over Ethernet of DC-voeding.

Power over Ethernet

WAARSCHUWING: Gebruik alleen de meegeleverde adapter, model POE-50-60W. Als u dit niet doet, kan het apparaat beschadigd raken en kan de productgarantie vervallen.

DC-voeding

  1. Sluit een DC-voedingskabel aan op het terminal-blok. (De +VDC en GND kunnen op beide aansluitingen worden aangesloten.)

  2. Sluit het andere uiteinde van de DC-voedingskabel aan op een DC-voeding die +50 VDC levert.
  3. Waarschuwing: Het toepassen van een negatieve spanning zoals -48 V DC zal de radio beschadigen.

  4. Sluit de DC-voeding aan op de voedingsbron.

Overspanningsbeveiliging

Voor extra bescherming kunt u twee overspanningsbeveiligingen aanbrengen, zoals de Ubiquiti Ethernet Surge Protector, model ETH-SP-G2, aan het uiteinde van elke verbinding. Breng de eerste overspanningsbeveiliging aan op minder dan een meter afstand van de airFiber DATA-poort. Breng daarna de tweede overspanningsbeveiliging aan bij de ingang van de locatie van de behuizing van de bekabelde netwerkapparatuur.

Uitlijning

Tips

Een verbinding tot stand brengen

Pas de posities van de Master en Slave aan om een verbinding tot stand te brengen. Het volgende gedeelte gaat over de airFiber X-antenne, AF-11G35:

Opmerking: De Master moet eerst op de Slave worden gericht, omdat de Slave geen RF-signaal verzendt tot deze een zendsignaal van de master detecteert.

  1. Master Richt de Master visueel op de Slave. Pas de azimuth en de elevatie aan om de positie van de Master te wijzigen.

    De azimuth aanpassen:

    1. Draai de vier flensmoeren op de twee poolklemmen los.
    2. Draai de antenne in de richting van het andere uiteinde van de verbinding.
    3. Draai de vier flensmoeren op de twee poolklemmen vast.

    Pas de elevatiehoek aan:

    1. Draai de acht zeskantbouten los, zodat u de onderlegringen met de hand kunt draaien.
    2. Draai de bout voor hoogteafstelling vast of los om de gewenste kanteling in te stellen.
    3. Draai de acht zeskantbouten vast.
  2. Opmerking: Voer NOOIT op de Master en de Slave tegelijkertijd aanpassingen uit.

  3. Slave Richt de Slave visueel op de Master. Pas de azimuth en de elevatie aan om de positie van de Slave te wijzigen, zoals beschreven in stap 1.
  4. Controleer of er een verbinding tot stand is gebracht. Controleer of het LINK-lampje ononderbroken groen brandt en of de signaallampjes van de Slave signaalsterkte weergeven.

  5. Slave Richt de Slave op de Master om een optimale signaalsterkte op de Master te bereiken.
  6. Opmerking: Zie het gedeelte over de signaallampjes voor meer informatie over de signaalwaarden.

    Opmerking: Voor de maximale signaalsterkte kunt u het beste een aantal keer bij azimuth en elevatie kijken wat het beste resultaat geeft.

  7. Master Richt de Master op de Slave om een optimale signaalsterkte op de Slave te bereiken.
  8. Herhaal stap 4 en 5 tot de verbinding optimaal is en alle vier de signaallampjes ononderbroken branden. Zo krijgt u de optimale datasnelheid tussen de airFiber-radio’s.
  9. Vergrendel de uitlijning van beide airFiber-antennes door alle moeren en bouten aan te draaien.
  10. Kijk, terwijl u de moeren en bouten aandraait, steeds goed of de waarden van de signaallampjes van alle airFiber-radio’s constant blijven. Als een van de waarden van de signaallampjes tijdens het aandraaien verandert, draai dan alle moeren en bouten weer los. Rond de uitlijning van elke airFiber-antenne nogmaals af en draai de moeren en bouten dan weer aan.

Raadpleeg voor uitgebreide informatie over het configureren van een airFiber-verbinding de gebruikershandleiding voor airFiber AF-11FX, die beschikbaar is op ui.com/download/airfiber

Verantwoordelijkheid voor conformiteit van de installatie

Apparaten moeten vakkundig worden geïnstalleerd en de professionele installateur is ervoor verantwoordelijk dat het apparaat wordt gebruikt volgens de lokale wettelijke vereisten.

De velden Output Power (Uitgangsvermogen), Antenna Gain (Antenneversterking), Cable Loss (Kabelverlies)*, TX Frequency (TX-frequentie) en RX Frequency (RX-frequentie) zijn bedoeld om de professionele installateur te helpen bij het voldoen aan de wettelijke vereisten.

* Cable Loss (Kabelverlies) bestaat uit verlies dat door de duplexer(s) wordt veroorzaakt.

Specificaties

AirFiber AF-11

Afmetingen

327 x 112 x 86 mm (12,87 x 4,41 x 3,39")

Gewicht

2,26 kg (5,0 lb)

RF-connectors

(4) SMA weerbestendig, twee per keten:
TX 0, RX 0 (keten 0) en TX 1, RX 1 (keten 1)
(2) N-type weerbestendig, één per duplexer

Voeding

50V, 1.2A PoE Gigabit-adapter (meegeleverd)

Voedingsbron

Passive Power over Ethernet, DC-voedingsblok

Ondersteund spanningsbereik

38-56VDC

Certificeringen

FCC deel 101, ETSI EN 302 217

Bevestigen

Compatibel met AF-11G35-montage

Bedrijfstemperatuur

-40 tot 55° C (-40 tot 131° F)

Netwerkinterface

Gegevens(1) 10/100/1000 Ethernet-poort
Beheer(1) 10/100 Ethernet-poort

Systeem

Processor

INVICTUS 2 IC

Maximale doorvoer

1,2+ Gbps

Versleuteling

128-bit AES

OS

airOS F

Wireless-modi

SISO/MIMO

Radio

Bedrijfsfrequentie

10,7-11,7 GHz
(afhankelijk van regionale regelgeving1)

Max. zendvermogen

30 dBm
(afhankelijk van regionale regelgeving1)

Nauwkeurigheid van frequentie

± 1 ppm

Kanaalbandbreedte

3,5/5/7/10/14/20/​28/30/40/50/56 MHz selecteerbaar2

Programmeerbare uplink- en downlink-bedrijfscycli

1 Raadpleeg voor regiospecifieke informatie het hoofdstuk Compliance
van de gebruikershandleiding voor airFiber AF-11FX op ui.com/download/airfiber

2 De kanaalbreedten kunnen variëren en zijn afhankelijk van de regelgeving per land/regio.